Interview met Noël van Dooren
Hoofd afdeling Landschapsarchitectuur, Academie van Bouwkunst
– Interview Academie van Bouwkunst van Marjan Bakker uit 2004
Noël van Dooren (1967), landschapsarchitect en criticus, is met ingang van 1 februari 2004 hoofd van de opleiding Landschapsarchitectuur aan de Academie van Bouwkunst Amterdam. Hij volgt hiermee Eric Luiten op die na een termijn van precies vijf jaar afscheid neemt van de Academie als hoofd van de opleiding.
Net als Jan Peter Wingender, die 1 oktober 2003 Laurens Jan ten Kate opvolgde als hoofd van de opleiding Architectuur, laat Noël van Dooren weten bij aanvang een opleiding aan te treffen die blaakt van gezondheid en die hij typeert als ‘fris’. Ook hij hoeft niet te ‘bouwen’, maar kan verdieping en accenten in de opleiding aanbrengen. “Een dienende functie,” zo stelt Van Dooren, “hoewel kenmerkend in de definiëring van onderwijselementen, zou de periode van Noël van Dooren niet als een aparte periode merkbaar hoeven zijn.”
Van Dooren is niet van mening dat de Academie een bepaalde positie moet innemen ten aanzien van het vakgebied. Studenten moeten aan de Academie met de hele breedte van opgaven worden geconfronteerd. “Wat de student hier moet leren aantonen, is dat hij/zij op een ontwerpende wijze kan werken. Het gaat er om dat de student een onderzoekende geest, ambachtelijke vaardigheid, artistieke pretentie en conceptuele eigenhei weet te combineren.”
“Door het schrijven van talloze kritieken heb ik me van studies en gerealiseerde ontwerpen afgevraagd, hoe je die kunt beoordelen als artistieke prestatie, in het licht van het oeuvre van een persoon of bureau, in de context van vakontwikkeling en als antwoord op een vraag van een opdrachtgever.”
Noël van Dooren beweegt zich al jaren actief in het ontwerpersvakgebied. Toch ziet hij zichzelf niet als ‘pure’ ontwerper. Al vanaf zijn studietijd (LU Wageningen, cum laude 1991) is zijn invulling van de landschapsarchitectuur vooral een combinatie geweest van ontwerpen, organiseren, schrijven en initiëren. Van 1992 tot 1997 werkte Van Dooren bij H+N+S Landschapsarchitecten. Geïntrigeerd door de functie van snelwegen, luchthavens, dijken en windenergielokaties in het Nederlands landschap werkte hij vooral aan ‘ingenieursvraagstukken’, zowel wat betreft de strategische als de ontwerpende kant.
Het schrijven en bekritiseren is een wezenlijk onderdeel van de vakuitoefening van Noël van Dooren. Van 1994 tot 1 januari 2004 was Van Dooren kernredacteur van de Blauwe Kamer. Zijn domein: de ‘kritiek-rubriek’.
Volgens Van Dooren gaat in de Landschapsarchitectuur te weinig aandacht uit naar de systematische reflectie op het ontwerp(en). In 1997 onderzocht hij de stand van de kritiek in de landschapsarchitectuur en zette op basis daarvan een model op dat – met enige verfijning – tot op heden wordt gebruikt.
Op zoek naar meer vrijheid, maar niet afwijkend van de hoofdlijn van zijn werk bij H+N+S, start Van Dooren in 1997 zijn eigen bureau. Dit biedt Van Dooren de mogelijkheid experimentelere en risicovolle projecten te doen, zoals een studie naar oude groente- en graangewassen en de toepassing daarvan in ontwerpsituaties, maar ook de organisatie van excursies naar het Ruhrgebied en een spel over ruimtelijke ordening rondom de stad Amsterdam voor een debat in de Balie. Zijn mooiste en grootste project noemt hij het werk aan de Emscher.
“In mijn bureau is een soort projectsequentie uitgerijpt. Een opeenvolging van onderzoek, met name door te schrijven, het in beeld brengen van ontwerpvraagstukken en het vinden van een opdrachtgever, en het uitvoeren van studie of ontwerp.”
Zijn werkzaamheden als auteur/redacteur en toetser (als lid van de Commissie voor de Milieu-effectrapportage) zorgen ervoor dat Noël van Dooren met regelmaat werk van collega’s ziet en zich daar een mening over moet vormen. De positie van hoofd van de opleiding Landschapsarchitectuur sluit daar mooi bij aan, bovendien biedt het Van Dooren, naast zijn eenmansbureau, de mogelijkheid continuïteit op te bouwen en deel uit te maken van een organisatie. Van Dooren complimeert zijn voorganger(s) met een goed doordacht en evenwichtig studieprogramma. Hij hoeft de komende jaren niet te bouwen aan een nieuw programma, maar kan verder ontwikkelen, verdiepen, eigen accenten aanbrengen en nieuwe onderwijselementen toevoegen. Een van de andachtspunten voor Van Dooren is het aantrekken van meer studenten.
“Landschapsarchitectuur is, als onderscheid tot architectuur, het ontwerpen aan de onbebouwde ruimte. Het kan dus gaan over tuinen, pleinen, parken, recreatieterreinen. Maar het leuke van dit vak is, dat het de ambachtelijke vaardigheid die voor een tuin of plein nodig is, combineert met het denken over tijd, organisatie en schaal. Daarom maken landschapsarchitecten ook conceptuele, strategische plannen en kan een uitbreidingsplan van een stad prima van de hand van een landschapsarchitect komen. Het gevolg is wel dat de specialisaties van landschapsarchitecten enorm uiteenlopen, zodat landschapsarchitecten soms elkaar maar moeizaam als vakgenoot herkennen.”
Wat betreft de Nederlandse traditie in de openbare ruimte benadrukt Van Dooren het feit dat de Nederlandse landschapsontwerpen opvallend weinig ‘handschriften’ dragen. De Nederlandse landschapsarchitect vindt dit buitengewoon prima. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Franse en Italiaanse landschapsarchitecten die veel meer vanuit een persoonlijk handschrift werken. Volgens van Dooren staat de Nederlandse traditie internationaal hoog aangeschreven, omdat landschapsarchitecten uit Nederland offensief optreden. Maar een aantal kwesties waar in Nederland aan ontworpen wordt, blijft in het buitenland onbegrepen. Geografie en traditie zijn hier bepalend.
Van Dooren vindt het niet bij voorbaat belangrijk voor de Academie veel aandacht te besteden aan internationalisering, al is er een aantal landen met een hoge architectuurtraditie waar studenten via uitwisseling veel ervaring zouden kunnen opdoen.
“Nederland is een hyperdynamisch land dat ongelooflijk veel ontwerpopgaves aanbiedt van abstracte concepten tot reële uitvoering. De Academie van Bouwkunst Amsterdam is een academie die zich met name gespecialiseerd heeft in het ontwerpen in Nederland. Als je daar iets van wil leren, moet je naar de academie komen. Ik ben niet voor een situatie waarbij de academie een soort internationale ontwerpstijl zou gaan koesteren.”
In 2009 bestaat de Academie van Bouwkunst 100 jaar. De vraag die Noël van Dooren in dit kader beantwoord zou willen zien is of dit een academie-stijl heeft opgeleverd of alleen een typering van de Academie?
Het antwoord zou volgens Van Dooren kúnnen zijn dat door het principe van een kleine staf, het aantrekken van docenten uit het veld, de nadruk en accenten op de eigenheid van de ontwerper, het niet zozeer gaat over de inhoud van ontwerpen, als wel over een specifieke aanpak, een werkwijze eigen aan de Academie. Ter illustratie stelt Van Dooren dat een student aan de LU Wageningen zich over het algemeen veel meer verdiept in en werkt vanuit onderzoek, en dat een student aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam veelal opportunistischer te werk gaat en onderzoek gebruikt of misbruikt om een geheel eigen standpunt in te nemen en er vervolgens aan te gaan ontwerpen.